Oprichter Garage, Autoverhuur en Bergingsbedrijf Albert Betten overleden

Algemeen
Foto Laura Keizer
Foto Laura Keizer

SNEEK- Afgelopen maandagmorgen 27 december 2021 is de oprichter van Garage, Autoverhuur en Bergingsbedrijf Albert Betten overleden. In oktober 2016 stond er een groot interview met Albert Betten in de papieren GrootSneek. Als hommage aan deze markante Sneker plaatsten wij dat interview hieronder. Wim Walda schreef het interview en de fotografie werd gedaan door Laura Keizer

\n

Albert Betten Vechter, handelaar en bouwer

In de opbouwjaren van Sneek, na de Tweede Wereldoorlog, heeft een bepaalde generatie mensen in vele opzichten een prominente rol gespeeld. Albert Betten, generatiegenoot van Joop Doevendans, Dicky van der Werf, Vester Jorna, Daan Martens, Henk Röfekamp, Appie Oppenhuizen en Jacky de Wilde om maar een handvol te noemen, was er daar een van. De naam Betten stond synoniem aan alles wat met auto’s te maken had. Ze werden niet geplaagd door een overmaat aan bescheidenheid, daar was ook geen tijd voor, de handen moesten uit de mouwen. Maar onder die ruwe bolster van bravoure stak vaak een klein hartje.

Albert Betten werd in 1927 geboren in Joure als zoon van Jacob Betten en Klaske Betten - van der Wal. Zijn vader werkte bij de NTM, De Nederlandsche Tramweg Maatschappij, die tot 1956 de tramlijnen in Friesland exploiteerde. In 1940 kwam de familie Betten naar Sneek. Albert leek voorbestemd voor het bakkersvak. Hij kwam als ‘duvelstoejager’ aan de slag bij Bakkerij Schaap en Vrolijk aan het Kleinzand, werkte daarna bij fulltime bij Bakker Visser aan de Westersingel en Bakkerij van Hout aan de Singel. ‘Er waren in die periode, dus voor de opkomst van de supermarkten en het fabrieksgebakken brood, wel een stuk of dertig bakkers in Sneek’, aldus Betten. “Het was dus qua sector een belangrijke werkgever in Sneek en menig ‘jongkerel’ is daar zijn carrière begonnen. Vroeg opstaan, hard werken, ijzeren discipline, maar het vormde je karakter wel.’

Onderduiken

In 1942 moest de familie onderduiken. ‘Ik weet het nog goed’, vertelt Albert Betten met ernst in zijn stem. ‘Ik was toen een jaar of vijftien en we kwamen terecht op de boerderij van boer Hoekstra in Ab - bega. Een dappere kerel. Dat heeft veel in - druk op mij gemaakt, want die man zette zijn leven op het spel voor ons. Mensen die onderduikers onderdak boden werden, als ze werden betrapt, gedeporteerd naar de werkkampen van de Duitsers of standrechtelijk geëxecuteerd. We waren niet de enigen die hij verborgen hield. In totaal liepen er twintig onderduikers rond.”

Na de overgave van de Duitsers was het oorlogsgeweld voor Albert Betten nog niet afgelopen. In 1946 moest hij in dienst. Hij kwam bij het Korps Mariniers, de zwarte baretten, de vechtjassen van het Nederlandse leger, en moest naar Nederlands-Indië, nadat President Soekarno meteen na de Japanse capitulatie de onafhankelijkheid van Indonesië had uitgeroepen. Wanneer hij over deze periode begint te vertellen daalt er een ingetogen sfeer van ernst neer in de personeelskamer van Garage Betten aan de Frittemaleane, waar naast Albert Betten ook zijn vrouw Gré Betten-Ritsma, zoons Paul en Jacky en rechterhand Douwe Rypkema aanwezig zijn. Zij weten blijkbaar wat er komen gaat. ‘Dat staat in mijn herinnering gegrift als een zwarte periode van mijn leven. Na de eerste politionele actie, die voor de Nederlandse strijdkrachten succesvol verliep, schakelden de Indonesische republikeinen over op de guerilla-taktiek. Sluipschutters, aanvallen vanuit hinderlagen. Het was een periode waarbij ik veel maten heb zien sterven. Nog steeds, bijna 70 jaar later schrik ik me kapot bij plotselinge harde geluiden.’ Meer wil hij er niet over kwijt, het heeft diepe indruk gemaakt, dat blijkt.

Terug naar Sneek

In 1949 zit het Indië-avontuur erop voor Albert. Hij gaat aan het werk bij de Sneeker Bouwmaterialen Handel (SBH) aan de Zwarteweg. ‘Ik kon wel terugkomen bij mijn laatste werkgever, maar dan zou er een getrouwde jongen ontslagen moeten worden. Ik heb toen gezegd, laat die jon - gen maar blijven, ik red me wel.’ In 1957 ontmoette hij Gré Ritsma, de liefde sloeg toe en op 21 december 1960 trouwde het stel. ‘Let op de datum’ verduidelijkt Betten met schalkse oogjes ‘21 december de kortste dag, maar wel de langste nacht!’.

Garage Betten

In 1953, tijdens zijn baan bij SBH, begon Albert Betten bij zijn woning aan de Waling Dijkstrastraat een autoverhuurbedrijf en in 1960 wordt Garage Betten gevestigd aan de Singel nummer 82 (het huidige pand van Galerie Peter Bax). Met een bescheiden bedrag aan eigen geld en 6000 geleende guldens van zijn broer en zus - ‘Die mocht ik terugbetalen wanneer ik kon’ - startte hij daar met een garage, een PAM-pompstation en de autoverhuurtak. In 1968 kwamen daar de panden Singel 84 en 88 bij. Het eerste personeelslid was de 14-jarige Sjoerd van der Wal, later kwamen daar Dirk van der Schoot en Anne Knol bij. Paul Betten vertelt lachend over die periode: ‘Naast de garage was de verfwinkel van Speurder gevestigd en het gebeurde regelmatig dat iemand snel even een busje verf nodig had en daarbij zijn auto voor de pomp parkeerde. Dan was mijn vader er als de kippen bij om die auto af te tanken en stond hij bij terugkomst van die man met de rekening bij de auto te wachten.’ ‘Betalen, of een hamer op het dak’ vult Jacky net zo breed lachend als zijn broer aan.

Imperium

Albert Betten was op de centen en alle verdiensten gingen terug in het bedrijf. Dat groeide als kool. In de loop der jaren kwam er een spuiterij/plaatwerkerij aan de IJlsterkade bij. In 1979 verkaste het bedrijf van de Singel naar de Valkstraat, het voormalige pand van Autobedrijf Pheifer. In 1980 werd het bedrijf van Garage Fritsma, verhuisd van de Oude Koemarkt naar een nieuw pand aan de Frittemaleane en daar failliet gegaan, overgenomen. In 1985 kwam er een vestiging in Joure bij (garage, verhuur en wasserette). In 1986 het bergingsbedrijf van Van der Woude op de Pampuskade. Het begon op een imperium te lijken. ‘Het was voor ons dan ook een uitkomst’ vervolgt Jacky het gesprek ‘ Dat in 2000 het Nuon verdeelstation achter ons bedrijf aan de Frittemaleane werd afgebroken en we daar al onze activiteiten naartoe konden brengen, want het was op zijn zachtst gezegd alleen logistiek al een lappendeken en allesbehalve ideaal werken.

Watersport

De boog kon niet altijd gespannen zijn en ook op het water deed Albert Betten van zich spreken. Zijn liefde voor de watersport dateert al vanaf de oor - logsjaren toen zijn vader een Lark had. Aanvankelijk zonder zeil. Later werd dat opgelost met een zeil van kaasdoek. ‘Dat maakte ook niet veel uit’ grapt Paul ‘Die dingen waren toch haast niet te zeilen’. Albert begon als bemanningslid bij Meester Cornelis in de Regenboog 2, maar toen hij het spelletje in de vingers had, kocht hij in 1968 de Regenboog 67 ‘Onrust’ van A. Bakker uit Amsterdam. Zelf een Regenboog sturen was heel andere koek dan bemannen, maar Albert was ‘retefanatiek’. Steevast uitgerust met een stropdas om, werden protesten ter plaatse afgehandeld, hoezo protestcomité? ‘Dat leidde een keer in een wedstrijd tot twee diskwalificaties omdat een schip met vier man finishte en het andere met twee” vertelt Paul hard lachend. ‘Je raadt het al, mijn vader protesteerde tegen het andere schip en stapte over om de stuurman weleens even te vertellen hoe de zaken in elkaar staken. Dat schip finishte met vier man terwijl de onrust slechts twee man aan boord had. Van die tijd dateert zijn ‘geuzennaam’ De Messentrekker.’

In 1975 werd de Onrust verkocht aan Piet Bonnema, waarna Betten in Leiden, bij jachtbouwer J Nijhuis, de 104 - Greate Pier nieuw liet bouwen. Daar voer hij in tot 1988 waarna het schip werd verkocht aan Van Dort uit Leeuwarden, die nog steeds eigenaar is. Als familieschip fungeerde de SK-kotter van SKJachtbouw aan de Oude Oppenhuizerweg. Zoon Paul voer achtereenvolgens in de Flits, de Vrijheid en de Regenboog, broer Jacky was geen zeiler. Albert Betten: ‘Terugkijkend kan ik alleen maar concluderen dat wij in de afgelopen ruim zestig jaar een prachtig bedrijf hebben neergezet. Er werd hard gewerkt, en nog steeds, maar dat is nooit ten koste gegaan van de sfeer. We hebben bijzonder weinig verloop van personeel gekend en de mensen die vertrokken begonnen veelal voor zichzelf. We waren dus ook een kweekvijver voor ondernemers in de garagebranche.”

Paul en Jacky Betten staan nu aan het roer van het familiebedrijf. En Albert...? Die komt nog elke dag een ‘bakje doen’ op de Frittemaleane, maakt steevast een praatje met alle personeelsleden en weet precies wat er omgaat.