Supervrijwilliger Jan Bootsma zwaait af bij het Rode Kruis

grootsneek
Afbeelding

“Sneek is alles foar mij, mar we woane met plezier in Drielst”, zegt Jan Bootsma (80) uit IJlst. Jan Bootsma is met andere woorden een op en top Sneker. Sinds mensenheugenis is hij actief voor het Rode Kruis in de Waterpoortstad. Bootsma was tot voor kort belast met het beheer van het Rode Kruisgebouw, het wagenpark en de noodhulpposten. Hij coördineerde veel zaken, begeleidde taakgestraften en leerlingen die maatschappelijke stage volgden bij de plaatselijke Rode Kruis-afdeling. Jan was de constante factor van het Sneker Rode Kruis. Maar nu zwaait hij af. “Het is mooi geweest.”

Jan coördineerde de vakanties, de Henri Dunant-vaarvakantie, dag-boottochten en was zelf jaarlijks een week met een grote groep ouderen en zieken op vakantie in Lunteren of ergens anders in Nederland. De superactieve Bootsma zag vele vrijwilligers en bestuursleden komen en gaan. Jan was tientallen jaren betrokken bij  het Rode Kruis Sneek/SWF. Aan die periode is nu een einde gekomen, al klinkt er wat vertwijfeling in de stem van de supervrijwilliger als we vragen of hij ook echt definitief stopt.

Naastenliefde

“Ja, Jan! Het is nu écht mooi geweest, over en uit!”, zegt echtgenote Helène Rentier meteen beslist, als ze die twijfel merkt. De vitaal ogende Jan Bootsma, die absoluut niet gebukt gaat onder de acht kruisjes die hij inmiddels op z’n rug meedraagt, lacht minzaam. “Hallo! Nee, Helène heeft gelijk. Het is mooi geweest. Dit ‘ferhaaltsje’ is een mooie afsluiting.

Jan Bootsma, geboren in de Gysbert Japiksstraat in Sneek als derde kind uit het gezin van Anne Bootsma en Jetske Landman, komt uit een rooms-katholiek gezin Na Jan volgden er nog vijf kinderen. “Mijn ouders waren echte gelovige mensen; niet alleen naar de kerk gaan maar vooral de naastenliefde in praktijk brengen. Ze waren bijvoorbeeld voogd over een gezin dat het niet al te ruim had. De kinderen uit dat gezin kwamen met enige regelmaat op zondagmorgen bij ons thuis. Dan kropen wij onder de tafel en zeiden dat ‘we nyt thús waren’. Moeke werd dan kwaad en zei dat deze kinderen ook recht hadden op een goed leven. Ze kregen koekjes en snoepjes en dan gingen ze weer. Naastenliefde. 

Toen mijn moeder overleed zat die hele familie in de kerk. Vader werkte bij de KNM, de ‘keesfabryk’, hij maakte lange dagen. Toen zijn broer die schilder was en een poosje in een sanatorium opgenomen werd deed hij in de avonduren wel behangwerk voor mijn oom. Moest ik mee om behangbanen met plaksel in te strijken. ‘Baan’, zei pa dan. En vervolgens gaf ik hem de behangbaan over en zo behingen wij in één avond dan een hele kamer. Die dingen vergeet je nooit meer. Iedereen bij ons thuis had z’n eigen taak. Het was een prachtig gezin waar ik met dankbaarheid op terugkijk.”

Hoe begon je carrière bij het Rode Kruis?

“Dat sal’k dy fertelle. Mijn schoonvader Alfhonse Rentier was vlak na de oorlog samen met dokter Van Reekum oprichter van het Rode Kruis in Sneek. Pa Rentier vroeg mij of ik wel eens wilde helpen en zo rolde ik er als het ware gewoon in. Ik deed vooral de praktische dingen. In 1980 werd ik officieel ingeschreven. Ik nam steeds meer taken van pa over, uiteraard allemaal vrijwillig. Ik ben nooit hulpverlener geweest, maar altijd organisator. Als er sponsoren gezocht moesten worden was dat een van mijn taken. Ik was beheerder van het Rode Kruisgebouw, deed de verhuur en had de verantwoording voor het rollend vervoer. Altijd op de achtergrond. Het organiseren van de dagtochten en de vakanties vond ik ook machtig om te doen. De boot die we voor het Rode Kruis charterden, ook iets om te noemen. Dat is allemaal veranderd, maar laten we het daar verder maar niet over hebben. Het is goed zo.”

Zeeverkenners Tibrag

Jan Bootsma, in zijn werkzaam leven 45 jaar lang chef werkplaats bij garage Ozinga , was niet alleen heel actief voor het Rode Kruis. Ook bij de Zeeverkennersgroep Tibrag, de scouting, stond hij vooraan. “Ja, Tibrag, daar ben ik al 65 jaar lid van. Ook prachtige dingen mee beleefd. Ik weet nog precies wat er in de Padvinderswet stond. ‘Op mijn erewoord beloof ik, met de hulp van Gods genade, mijn plicht te doen tegenover God, de kerk en mijn land, iedereen te helpen waar ik kan.’ 

Daar ontmoette ik Jacob Boonstra, die als jonkje bij de groep kwam. Met hem heb ik later ook veel activiteiten voor Sneek gedaan. Wij hangen bijvoorbeeld nog altijd de feestverlichting op als de Sneekweek begint. Samen met anderen zorgen we er voor dat de lampjes in de stagen van de Sneker Pan komen te hangen, als het skûtsje tijdens de feestdagen in december bij de Waterpoort ligt. Ook de feestverlichting in december wordt door ons opgehangen.”

Jan werd later leider bij de Zeeverkenners en ook bekleedde hij de taak van voorzitter. Hij moest niets hebben van insignes die de kinderen konden verdienen. De handigste Zeeverkenners kregen zo een mouw vol met onderscheidingen en de kinderen die ietsje minder getalenteerd waren niet. ‘Iedereen doet zijn best, geen onderscheid’, was Jan zijn adagium.

Definitief stoppen?

Tot slot nogmaals de vraag of Jan nu echt definitief stopt als vrijwilliger bij het Rode Kruis. “Ja, het is nu wel klaar. Maar op de achtergrond blijf ik helpen waar ik kan. Er zijn plannen om een lokale Sneker EHBO-vrijwilligerspool op te zetten voor toekomstige evenementen in Sneek. Misschien ga ik daar nog iets in betekenen, die plannen zijn nog heel vers.”

Tekst en foto’s: Henk van der Veer